Een paar weken geleden, op een grijze vrijdagmiddag, gebeurde het opeens: ik lobbyde. Ik zat gewoon thuis achter mijn computer in Utrecht, geen hotemetoot van de Europese Commissie of het Europees Parlement te bekennen. En toch deed ik waar ik al een paar jaar voor word ingehuurd: het informeel beïnvloeden van formele besluitvorming. Zoniet deze bewuste vrijdagmiddag. Zoals uit ons zorgvuldig opgestelde lobbyfiche was gebleken, was het tijd om via onze bestuurders amendementen in te dienen bij het Comité van de Regio’s. Het Comité van de Regio’s? Dat is die ene officiële EU-instelling die je als je, net als ik, tijdens je studie ooit een vak Europese Integratie hebt gedaan, altijd vergat. Gemeenten en regio’s mogen advies uitbrengen over alle voorstellen van de Commissie en hanteren daarbij dezelfde werkwijze als het Europees Parlement, namelijk met rapporteurschappen. Twee collega’s en ik stemden op basis van ons position paper telefonisch een aantal verbeterpunten af, goten deze in het daartoe bestemde format, zodat ze na goedkeuring van de betreffende gedeputeerden door speciaal gemandateerde ambtenaren ‘in het systeem’ konden worden gezet. Zo gaat dat dus tegenwoordig, die ‘informele’ beïnvloeding. Niks achterkamertjes, lekker fris en transparant.
In totaal zijn er 280 amendementen ingediend, redelijk normaal voor een rapport van het comité. Van ons zijn er in de commissievergadering vier afgewezen, is er één aangenomen en één opgenomen in een compromistekst. We bezinnen ons nog op eventuele actie in de plenaire. Wie weet, hebben ze daar nog een sigarenkamertje.
- Dit stukje verscheen eerder op www.rePublic.nl -

